Duurzame energie uit de Limburgse ondergrond: van zwart goud naar groene energie?
22 November 2013
In tegenstelling tot zonne-energie en windenergie wordt er vrijwel geen aandacht besteed aan aardwarmte (geothermie) in Vlaanderen. Nochtans zijn er interessante mogelijkheden en is de technische en economische haalbaarheid bewezen door succesvolle projecten in de ons omringende landen?waarom dan niet bij ons? Veel heeft te maken met onbekendheid: wat onbekend is, is vaak onbemind?maar terecht? Aard- warmte komt in principe overal op aarde en altijd voor in onze ondergrond. Wél zijn er plaatsen die veel warmer zijn dan andere, zoals vulkanische gebieden waaronder bijv. IJsland of Toscane. De ondergrond van Vlaanderen is echter relatief "koud" maar zelfs hier neemt de temperatuur van de ondergrond toe met ca. 3 °C per 100m diepte. Zo hadden de Limburgse mijnwerkers op -1000m diepte constant af te rekenen met tropische temperaturen van meer dan 35°C . Ook nu, bijna 10 jaar na sluiting van de laatste steenkoolmijn, is de temperatuur van het water in de ondergelopen galerijen op deze diepte zeker nog zo warm. Dit warme mijnwater kan vrij eenvoudig, via diepe boringen, naar boven worden gepompt en na het afgeven van zijn warmte aan warmtepompen, via boringen terug naar de diepte worden gepompt om daar langzaam terug op te warmen. In het voormalige mijnstadje Heerlen (NL) wordt dit mijnwater sinds 2009 ingezet om circa 200 woningen, winkels, een supermarkt, een bibliotheek, een stadsdeelkantoor en een gemeenschapshuis te verwarmen of te koelen. De levering van deze milieuvriendelijke energie biedt vele voordelen, zoals de reductie van CO2 met 55% en de realisatie van een aangenamer, constanter, binnenklimaat. Berekeningen hebben uitgewezen dat de kosten voor energie uit het mijnwater niet hoger hoeven uit te vallen dan andere duurzame of traditionele energiebronnen. Op grotere diepten, zeg maar vanaf zo'n 2000m, worden temperaturen van meer dan 80°C verwacht. Water-houdende gesteentelagen met deze hoge temperatuur zijn aanwezig in de Kempen en kunnen worden ingezet bij de verwarming van bijvoorbeeld serres of zelfs bij de opwekking van elektriciteit. Dit heeft aanzienlijke besparingen van energie en uitstoot van CO2 voor gevolg, zoals belangrijke tuinbouwers in Venlo (NL) recent hebben bewezen. Naast deze "diepe" geothermische energiebronnen kunnen ook lagere temperaturen uit grondwater van de "ondiepe" ondergrond, zeg maar tot -100m, worden ingezet voor verwarming of zelfs koeling. Dit gebeurt via z.g. koude-warmteopslag (KWO) waarbij watervoerende zandlagen in de bodem worden gebruikt om er warmte en koude in op te slaan. In de zomer gebruikt men het relatieve koele grondwater (12°C) om gebouwen te koelen, het opgewarmde water slaat men op in de bodem totdat het in de winter terug wordt gebruikt om gebouwen te verwarmen. Het koelen met grondwater kan direct. Voor verwarming wordt een warmtepomp op de bron aangesloten. In de praktijk zijn met deze techniek besparingen van 95% op koeling en 40-50% op verwarming mogelijk. Deze techniek is sterk afhankelijk van de geologische kenmerken van de ondergrond, zoals dikte van de watervoerende lagen en doorlatendheid van de bodemlagen. In de Limburgse ondergrond zijn verschillende watervoerende zandlagen die hiervoor in aanmerking komen. Zouden we daarom niet beter een deel van de middelen die nu in Limburg worden ingezet om fossiele brandstoffen (aardgas) uit koollagen te recupereren, gebruiken om de gratis warmte die overal voorhanden is in de ondergrond van de Limburgse Kempen op een efficiënte manier te ontginnen en deze in te zetten binnen de energievoorziening van Limburgse gezinnen en en bedrijven? Roland Dreesen